De gehechtheidstheorie van John Bowlby en Mary Ainsworth staat volop in de belangstelling, zowel in vakkringen als in de meer populaire pers. Er wordt veel geschreven over en onderzoek gedaan naar het verband tussen gehechtheid, welzijn, psychische klachten, emoties en liefde.
Gehechtheid is belangrijk: we zijn gemaakt om contact en verbinding aan te gaan met anderen, gemaakt om ons te kunnen hechten. Gehechtheidsbehoeften zijn universeel en gaan over het feit dat we gezien willen worden als de mens die we zijn; we willen merken dat we de moeite waard zijn. De behoefte aan gehechtheid levert een belangrijke bijdrage aan de overleving van onze soort, voor alle zoogdieren (en dus mensen) geldt dat ouders zich aan hun kinderen moeten binden en bereid moeten zijn voor hen te zorgen zolang zij dit nog niet zelf kunnen. Om deze langdurige en ingewikkelde taak te kunnen volbrengen is niet alleen de band met de kinderen maar ook met een partner of andere volwassenen van belang.
In onze westerse maatschappij heerst de tendens dat we zelfstandig en onafhankelijk moeten zijn, deze maatschappij is sterk gericht op het individu. Er lijkt aan voorbij te worden gegaan dat een bodem van veilige geborgenheid nodig is om die zelfstandigheid te bereiken. Dat geldt niet alleen voor fysieke, maar ook voor emotionele veiligheid. Als we ons goed en beschermd voelen, is er de rust en ruimte om erop uit te gaan, nieuwe dingen te ontdekken en uit te proberen. Vanuit emotionele veiligheid ontstaat de mogelijkheid ons te ontwikkelen en te ontplooien, om zelfstandig en autonoom te worden. Geborgenheid is niet alleen verbonden aan psychologische dynamieken en relaties binnenshuis, maar ook met sociale omstandigheden.